L3

William Golding:
The Sound of Silence

Jeanne Delbaere, ed.
viii + 195 p.
1991
ISBN 2-87233-011-9
€ 12.50

Click here for reviews in French and Dutch.

This volume is a tribute to William Golding on his eightieth birthday. It has been put together in recognition of his unique contribution to English and world literature. The essays cover the whole of his fiction to date, from Lord of the Flies to The Paper Men. Some were published as far back as the sixties; others, by younger academics, were written specially for this collection. In their variety of approaches – psychoanalytic, mythological, religious, linguistic – they testify to the vitality of Golding scholarship outside the anglophone community.

Contents

  • Foreword
  • Jeanne DELBAERE: From the Cellar to the Rock: A Recurrent Pattern in William Golding’s Novels
  • Jean DIERICKS: The Theme of the Fall in the Novels of William Golding
  • Jeanne DELBAERE: Rhythm and Expansion in Lord of the Flies
  • Paulette MICHEL-MICHOT: The Myth of Innocence: Robinson Crusoe, The Coral Island and Lord of the Flies
  • Mark ADRIAENS: Style in The Inheritors
  • Jeanne DELBAERE: Lok-Like-Log: Structure and Imagery in The Inheritors
  • Pierre FRANÇOIS: The Rule of Oa in The Inheritors
  • Jeanne DELBAERE: The Chinese-Box Structure of Pincher Martin
  • Jeanne DELBAERE: Time as a Structural Device in Free Fall
  • Jeanne DELBAERE: The Evil Plant in The Spire
  • Nadia D’AMELIO: Equivocation in The Scorpion God
  • Marc MAUFORT: Golding’s Stilbourne: Symbolic Space in The Pyramid
  • Willy SCHREURS: Darkness Visible: The Choice between Good and Evil
  • Irène SIMON: The Theatre Motif in Rites of Passages
  • Nadia D’AMELIO: No Inheritors in The Paper Men
  • Jeanne DELBAERE: The Artist as Clown of God in The Paper Men
  • Irène SIMON: Vision or Dream? The Supernatural Design in The Paper Men
  • Herman SERVOTTE: The Sound of Silence in the Sea Trilogy

 

Reviews

Frédéric Regard, Etudes anglaises T. XLVI n°2 (1993), pp. 232-233.

Ce volume d'essais rassemble dix-huit articles offerts à William Golding à l'occasion de son quatre-vingtième anniversaire. Il est le fruit d'une sévère sélection opérée par le Professeur Jeanne Delbaere de l'Université Libre de Bruxelles sur une période de trente années de recherche belge. Les sujets abordés peuvent concerner l'oeuvre dans sa totalité (c'est notamment le cas d'articles connus comme "From the Cellar to the Rock" de Jeanne Delbaere ou encore comme "The Theme of the Fall" de Jean Diericks), mais on trouvera surtout des études consacrées à un roman en particulier, avec cependant un intérêt récurrent pour Lord of the Flies, pour The Inheritors et pour The Paper Men. Il faut à ce sujet être reconnaissant aux anglicistes belges de savoir remettre à l'honneur des chefs- d'oeuvre tels que The lnheritors: le travail consacré à ce deuxième roman de Golding est remarquable et l'on découvre un passionnant article, dans lequel Mark Adriens utilise toutes les ressources de la stylistique contemporaine pour mettre en relief l'étonnant tour de force de Golding. Le Golding des années 80 n'est pas oublié pour autant et le Professeur Herman Servotte fait ici une très intéressante lecture de la Sea Trilogy, où, selon lui, le silence acquiert le statut de seul signe véritablement transcendantal. Il n'est pas fortuit que le titre de cette excellente contribution ("The Sound of Silence in the Sea Trilogy") soit repris pour l'ensemble du recueil. Jeanne Delbaere sait aller à l'essentiel, aussi bien dans ses propres études (au nombre de sept, parmi lesquelles on lira avec le plus grand profit "Structure and Imagery in The lnheritors," "The Chinese-Box Structure of Pincher Martin" et "Time as a Structural Device in Free Fall"), que dans les contributions qu'elle choisit de réunir. Qu'il s'agisse de l'approche proposée par Pierre François ("The Rule of Oa"), par Willy Schreurs (sur Darkness Visible), ou encore par Marc Maufort et par Irène Simon, (qui ont tous deux le courage de s'attaquer à des oeuvres désarçonnantes telles que The Pyramid ou The Paper Men), pour ne citer que celles-là, les études de ce volume frappent juste et toujours là où il faut. Si bien que ce que l'on pourrait redouter d'une telle entreprise, à savoir une dispersion de la réflexion, ne se produit pas. Il y a une cohérence interne de cette pensée plurielle, cohérence qu'il faut sans doute attribuer au travail tenace de Jeanne Delbaere, mais aussi à l'existence de ce qu'il faut bien appeler une véritable école belge des études goldingiennes. Nos collègues de Bruxelles, de Liège et de Louvain semblent accorder à William Golding l'intérêt passionné qu'exige "an ideal "maitre à penser" for scholars of all philosophical horizons" (vii). Ils ont donc mis dans cet ouvrage tout le respect qui sied aux preuves d'amour. Le confort de lecture offert par ce livre (d'une présentation impeccable), la beauté de l'objet lui-même (jaquette glacée blanche et bleue avec sérigraphie de Jean-Michel Folon), le choix de l'illustration de couverture (un petit personnage qui montre du doigt une planète inaccessible, et dont la bouche silencieuse devient en retour cet astre lui-même), ne sont donc pas détails insignifiants.

 

Ortwin De Graef, "Achttien keer William Golding".

Bij wijze van verjaardagsgeschenk voor de net 80 geworden Britse Nobelprijswinnaar William Golding heeft Jeanne Delbaere, professor Engelse literatuur aan de ULB, achttien essays over zijn werk gebundeld. The Sound of Silence (de titel verwijst gelukkig niet naar Simon & Garfunkel) bestaat uit recente en al wat oudere artikels van tien Belgische critici die samen met het hele fiktionele oeuvre van Golding behandelen, en dit met de bedoeling de lezer toe te laten zowel de evolutie in Goldings werk als de diverse verschuivingen in de kritische appreciatie van dat werk te overschouwen.
      Wat dit eerste aspekt betreft is de bundel een sukses. Weliswaar vordt niet elk werk even diepgaand gelezen en wordt over andere werken dan weer wat teveel hetzelfde gezegd, in zijn geheel is The Sound of Silence toch een erg waardevol oversicht van een literaire carrière van 35 jaar - of althans toch van 10 romans en 1 verhalenbundel (Goldings twee essaybundels, zijn reisdagboek Egyptian Travels, en zijn éne toneelstuk The Brass Butterf1y worden buiten beschouwing gelaten).
      Het tweede aspekt, de beloofde diversiteit van kritische benaderingen, komt echter iets minder tot zijn recht. Ten dele is dat te wijten aan het feit dat er meer bijdragen dan auteurs zijn: op zichzelf genomen zijn de meeste essays heldere duidingen van de behandelde werken, omdat de verschillende teksten van dezelfde auteurs geen deel uitmaken van een argument van langere adem (of twee bijdragen van Nadia D'Amelio, die over Golding doctoreert, vormen hierop wel een uitzondering) hebben ze tot gevolg dat de bundel af en toe een beetje monotoon klinkt, vooral als men hem in één (lange) ruk uitleest. I Toegegeven, een dergelijke lektuur is niet de meest geschikte voor dit soort werken, maar een iets intensievere werving van teksten (vooral in het Vlaamse landsgedeelte, dat met drie critici wat ondervertegenwoordigd is) had het risico van déjà-lu-ervaringen wellicht toch kunnen inperken.
      Hoewel... Misschien moet de oorzaak van de lichte eentonigheid van deze verzameling niet alleen, of zelfs niet in de eerste plaats, in de relatieve homogeniteit van het lezerskorps gezocht worden: misschien is die eentonigheid precies een trouwe echo van de toon van het behandelde oeuvre. Mijn eerste-handskennis van dat oeuvre is beperkt, maar ik wil me toch aan een wat algemene hypotese wagen. De indruk die ik van Golding heb, en die grotendeels bevestigd wordt door The Sound of Silence, is dat zijn werk een biezonder dankbaar objekt is voor een bepaalde vorm van tematische exegese die uitmondt in een vrij probleemloze, eenvoudige en eenduidige retoriek van het problematische, de complexiteit en de ambivalentie. Deze eigenaardigheid, die minder paradoksaal is dan ze misschien lijkt, heeft alles te maken met Goldings verhaaltechniek; die bestaaterin een vrij rudimentair primair programma met vakkundige, haast geobsedeerde, maar altijd indrukwekkende koncentratie uit te schrijven.
      Vooral in zijn vroege werken valt op dat Golding graag vertrekt van 'een minimale fiktionele situatie, scherp omlijnd in ruimte en tijd, die hij vervolgens maximaal exploiteert en, tot de status van universeel exemplum tracht te verheffen. In dit opzicht hebben zijn verhalen iets van naadloze allegorieën (eigenlijk voorgeprogrammeerde symbolenketens) waarin elk konkreet detail een abstrakte betekenis heeft - zoals Jeanne Delbaere opmerkt in verband met The Inheritors: "nothing is superfluous" (70). Goldings deskriptief realisme heeft altijd minstens één dubbele bodem, en het is dan ook volkomen terecht dat de critici in deze bundel het vaak hebben overhet emblematische gehalte van zijn fiktie, het makrocosmische korrelaat van zijn diverse mikrokosmossen, of de algemene tendensen ,van de maatschappij en/of het individu die door zijn personages vertegenwoordigd worden. Het feit dat ze die universaliteit ook erg overtuigend weten aan te brengen is één van de grote didaktische verdiensten, van dit Belgische eerbetoon.
      Maar wat tegelijkertijd een beetje stoort is precies dat de dubbele bodems die hier blootgelegd worden zo netjes gedetermineerd zijn. De meeste interpretaties in dit boek zijn van eenwat verontrustende zelfverzekerdheid: echte leesproblemen lijken er niet te zijn, want de ware, diepere betekenis van Goldings werk ligt altijd voor het grijpen. Het enige wat de criticus nodig heeft om de gekodeerde boodschap te ontcijferen is een grote dosis scherpzinnigheid en eruditie (beide zijn ruimschoots voorhanden hier): verrassende elementen in de Golding-interpretatie zijn doorgaans enkel ontsluieringen vaneen andere kode voor dezelfde boodschap; radikaal andere perspektieven worden slechts erg zelden geopend. Om het met een wat gemakzuchtig woordspelletje te zeggen: Goldings werk, zoals dat hier zo vakkundig wordt ontsloten, heeft vele dubbele bodems, bodemloos is het in elk geval niet.

Onproblematisch
      Toch zijn Goldings romans niet zomaar in literatuur verpakte levenswijsheden: het laatste woord van de interpretaties is in de meeste gevallen niet een tese maar een erkenning van "de problematische natuur van het menselijk bestaan"; zijn boodschappen zijn meer van de orde van de vraag dan van die van het antwoord. Maar het probleem blijft dat die vragen naar het probleem van de mens zo onproblematisch leesbaar zijn, dat vrijwel alles zo soepel in de orde van deze vraag kan ingelijfd worden.
      Zoals blijkt uit het slotessay van deze bundel, van de hand van Herman Servotte, is Golding zich echter bewust van dit probleem. In zijn laatst roman Fire Down Below (1989), het slotstuk van een trilogie die opgebouwd is rond een zeereis naar Australië aan het begin van de 19de eeuw, laat Golding één van zijn personages het volgende zeggen: "As I told you, it (de zeereis) was not an Odyssey. It is no type, emblem, metaphor of the human condition. It is, or rather it was what it was. A series of events". En dat kan niet gezegd worden van bij voorbeeld Pincher Martin (1956) of Lord of the Flies (1954), waar de gebeurtenissen al te nadrukkelijk openliggen voor de "rage for order" die lezers tot het optrekken van "neat constructions of sense" drijft: "nothing is superfluous", alles heeft een plaats in het plot, en dat zegt meer over het plot dan over "alles".

      Het zou echter fout zijn te suggereren dat deze kritische verwijzing naar de menselijke ordeningsdrift een plotse radikale verschuiving is in Goldings werk. Ook in The Spire (1964) sprak al de meewarige ironie van iemand die ziet "how the mind touches alI things with law, yet deceives itself as easly as a child", en eenzelfde inzicht klinkt impliciet in de briljante vertolking van Pincher Martins verbeten pogingen om voor zichzelf een nieuw script te schrijven wanneer het oude door de zee wordt uitgewist. Dat betekent dan misschien dat ook de kritiek op het emblematizerende en ordenende intellekt deel uitmaakt van de emblematische orde, en men zou kunnen argumenteren dat Goldings uiterst beheerste proza een poging is om deze abyssale logika van een beschermend kader te voorzien. Een kader dat de gewone gebeurtenissen tracht te laten voor het geluid van de stilte en het overbodige niet tot de orde van de condition humaine wil roepen door het als overbodig te bestempelen. Een kader dat zelf altijd al een embleem, een "neat construction of sense" is.

Back to L3 books